THEMA 3 – Financieel beleid

OV1 – Analyse van de jaarrekening

Hoe kunnen de prestaties van een onderneming geanalyseerd worden? 

Jaarrekening

De jaarrekening is het document dat alle resultaten van een onderneming van een afgelopen boekjaar bundelt. De jaarrekening moet jaarlijks worden neergelegd bij de Nationale Bank van België. Een jaarrekening bestaat uit vier grote delen:

  • een balans
  • een resultatenrekening
  • een toelichting
  • een sociale balans

Op de balans treffen we op de linkerzijde de bezittingen of de werkmiddelen aan. Om de bezittingen te financieren zijn er geldmiddelen of financieringsmiddelen nodig. De financieringsmiddelen treffen we op de rechterzijde van de balans aan. De linkerzijde van de balans is de actiefzijde; de rechterzijde van de balans is de passiefzijde. Een balans geeft de toestand weer van de onderneming op een bepaald ogenblik. Het is dan ook een momentopname. De balans moet steeds in evenwicht zijn, want actief is gelijk aan passief.

Heb je nog meer uitleg nodig hoe de balans wordt opgesteld? Neem dan hier een kijkje.

De resultatenrekening bevat alle kosten en opbrengsten, volgens een bepaalde structuur geordend, zodat eerst het bedrijfsresultaat (= bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten) berekend wordt, nadien het financieel resultaat om uiteindelijk de winst van het boekjaar te bepalen.

Heb je nog meer uitleg nodig hoe de resultatenrekening wordt opgesteld? Neem dan hier een kijkje.

Elke onderneming is verplicht een jaarrekening op te stellen, maar niet elke onderneming is verplicht om dit onder dezelfde vorm te doen. Enkel de grote vennootschappen dienen een volledig schema (VOL) neer te leggen. De kleine vennootschappen kunnen zich beperken tot een verkort schema (VKT). De jaarrekening moet gepubliceerd worden volgens de basisprincipes van het boekhoudrecht.

De jaarrekening op zich zijn enkel cijfers, waarmee het moeilijk is om een goede vergelijking te maken. Wanneer we enkele formules gaan toepassen op deze cijfers, krijgen we enkele kengetallen die bepaalde verhouding weergeven. Aan de hand van deze cijfers krijgen we een goed beeld van financiële toestand van een onderneming.

Verticale analyse

Bij een verticale analyse gaan we een gewicht toekennen aan de verschillende posten van de balans en de resultatenrekening. Voor de balans geldt het balanstotaal als 100%. Van daaruit berekenen we de percentages of gewichten voor de andere posten. Voor de resultatenrekening is het aangeraden om de omzet te gebruiken als uitgangspunt en van daaruit de andere posten een gewicht toe te kennen.

Horizontale analyse

Wanneer je over voldoende cijfermateriaal van voorgaande boekjaren beschikt, is het ook zeer interessant om een horizontale analyse te maken. Hierbij wordt één bepaald boekjaar als uitgangspunt (100%) genomen. Dit is meestal het beginjaar. Hierna worden alle volgende boekjaren voorgesteld als een percentage van het basisjaar. Het is meestal interessant om maximaal vier boekjaren te vergelijken. Op deze manier worden uitzonderlijke gebeurtenissen uitgesloten uit de vergelijking.

Ratio-analyse

We kunnen het cijfermateriaal ook per jaar analyseren op basis van enkele kengetallen. We delen de analyse op in 4 componenten.

  • liquiditeit
  • solvabiliteit
  • rendabiliteit
  • omlooptijden

De liquiditeit geeft de mate van terugbetaling weer van de schulden op korte termijn. Met deze ratio kan worden nagegaan of de onderneming in staat is van haar schulden terug te betalen met de middelen die ze meteen voor handen heeft, bijvoorbeeld de kas. Dat kan interessant zijn om te wijzen op een liquiditeitstekort. Dat ligt namelijk vaak aan de basis van een faillissement. Er worden twee ratio’s gebruikt om de liquiditeit te meten, nl. de current ratio en de quick ratio. De current ratio wordt de beoordeling in ruime zin en de quick ratio wordt de beoordeling in enge zin. Bij de quick ratio worden de voorraden uit de berekening gehaald, omdat deze niet altijd snel omzetbaar zijn in geld. Daarnaast wordt rekening gehouden met het nettobedrijfskapitaal. Dit wordt ook de liquiditeitsbuffer genoemd.

De solvabiliteit van een onderneming geeft de sterkte van de financiële structuur weer. Deze sterkte staat voor het aantrekken van vreemd vermogen, alsook de mogelijkheid tot terugbetaling ervan.
De sterkte van de onderneming wordt bepaald door het eigen vermogen af te wegen tegenover het totaal vreemd vermogen. Hoe groter de graad van financiële onafhankelijkheid van een onderneming, hoe kleiner de realisatiewaarde van de activa mag worden vooraleer de schuldeisers risico lopen, dus hoe meer vertrouwen de onderneming zal genieten en hoe makkelijker ze langlopende kredieten zal kunnen verkrijgen. Daarop kunnen we ook de schuldgraad van de onderneming bepalen, door het totaal vreemd vermogen tegenover het totaal vermogen te plaatsen.

De rendabiliteit van een onderneming staat voor de winstgevendheid van de onderneming, gebaseerd op de commerciële activiteiten en de investeringen. De rendabiliteit wordt uitgedrukt in een percentage. Hoe hoger het percentage ligt, hoe hoger de rendabiliteit van het eigen vermogen of totaal vermogen. De kapitaalverschaffers in een onderneming lopen het grootste risico. Ze zullen slechts bereid zijn dit risico te nemen indien ze daarvoor behoorlijk vergoed worden. Indien het kapitaal, dat ze in een onderneming steken slechts evenveel zou opbrengen als bv. bij een belegging in kasbons (risicovrije rentevoet), loont het niet de moeite het risico te nemen. Algemeen wordt aangenomen dat over een langere periode de vergoeding van het eigen vermogen deze van een risicoloze belegging met minstens 2% moet overtreffen, dit noemt men de risicopremie.

Voor de eigenaars van een onderneming is het belangrijk te weten of het vermogen dat zij in de onderneming gestoken hebben in voldoende mate vergoed wordt. De vergoeding die de eigenaars te beurt valt, is de winst na belastingen. (Deze winst kan al dan niet worden uitgekeerd). Het is duidelijk dat we als vergoeding van de aandeelhouders de winst NA belastingen dienen te nemen, vermits het slechts dit bedrag is dat effectief ter hunnen beschikking valt. Wanneer we het rendement van het eigen vermogen berekenen moeten we de verhouding van de winst na belastingen met het eigen vermogen nemen.

Om te weten of het in de onderneming geïnvesteerde vermogen een voldoende resultaat oplevert, wordt de rendabiliteit van het totale vermogen berekend. Het totale vermogen kunnen we opsplitsen in 2 delen: het eigen vermogen en het vreemd vermogen. De vergoeding van het eigen vermogen is de winst en de vergoeding van het vreemd vermogen zijn de financiële kosten of de intrestkosten. Indien we het rendement van het totale vermogen willen berekenen moeten we dus de verhoudingen van deze beide vergoedingen bekijken ten opzichte van het totale vermogen. Indien we de rendabiliteit van het totale vermogen berekenen op basis van de winst na belastingen zal de structuur van de passiefzijde de ratio beïnvloeden. Met andere woorden: naargelang men meer gefinancierd is met vreemd vermogen (meer financiële kosten) zal men een ander resultaat bekomen. In het geval van relatief meer vreemd vermogen te hebben (dus meer financiële kosten) zal de ratio groter zijn, wegens het belastingsvoordeel dat de extra kosten met zich meebrengen.

Met de omloopsnelheden en –tijden willen we de duurtijd aantonen vooraleer een bepaalde balanspost wordt vernieuwd. De omloopsnelheid geeft het aantal keer weer dat een bepaalde post verandert, terwijl de omlooptijd de duurtijd weergeeft van één cyclus van verandering. We passen de omloopsnelheden en –tijden toe op de voorraden, de handelsvorderingen en de handelsschulden. De verschillende omlooptijden vormen samen de periode van zelffinanciering. Wanneer handelsgoederen aangekocht worden, duurt het een bepaalde periode (omlooptijd voorraden) vooraleer ze volledig uitverkocht zijn. Ondertussen moeten de leveranciers van deze voorraden betaald worden. Als de voorraden verkocht worden, krijgen de klanten ook een bepaalde termijn om te betalen. Dit alles samen vormt de periode van zelffinanciering.

De balans is het uitgangspunt om de analyse te maken. Vermogen (passief) wordt aangewend voor de financiering van bezittingen (actief). Er bestaat een algemene regel die stelt dat het vermogen beschikbaar moet blijven voor een periode die ten minste gelijk is aan de gebruiksduur (economische levensduur) van het actiefbestanddeel. De balans zal moeten gehergroepeerd worden volgens deze algemene regel.

De langdurige activa (LA) zijn alle werkmiddelen die meer dan één jaar in de onderneming blijven, en bestaan uit zowel vaste als vlottende activa. De courante activa (CA) bestaan enkel uit vlottende activa en blijven ten hoogste één jaar in de onderneming. Het permanent vermogen (PV) slaat op het eigen vermogen, voorzieningen en schulden op meer dan één jaar. Het vreemd vermogen op korte termijn (VVKT) bestaat enkel uit kortetermijnschulden.

Om het cijfermateriaal uit de jaarrekening te analyseren, kan je dit formularium gebruiken.

OV2 – Duurzaam ondernemen

Welke invloed heeft duurzaam ondernemen op de gezondheid van een onderneming?

Shareholdersmodel vs. stakeholdersmodel

Binnen het shareholdersmodel moet de onderneming enkel kijken naar de aandeelhouders en dus de winst proberen te maximaliseren.

Een stakeholder is elk individu dat de activiteiten en beslissingen van een onderneming kan beïnvloeden of dat door die beslissingen en activiteiten kan beïnvloed worden.

Binnen het stakeholdersmodel zal een onderneming rekening moeten houden met haar verschillende stakeholders. Ze zal op het milieu moeten letten, er moet belang gehecht worden aan de klanten, de werknemers moeten rechtvaardig behandeld worden, er moet rekening gehouden worden met de omwonenden van een fabriek…

Elke organisatie zal voor zichzelf moeten uitmaken in welke mate ze met de verschillende stakeholders rekening zal willen houden.

Een sociaal-ethische audit wordt opgezet om ondernemingen te screenen op vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, of sociaal-ethisch ondernemen, is een proces waarbij ondernemingen zich vrijwillig inzetten om hun proces van bedrijfsvoering aan te passen uit economische, milieu en sociale overwegingen.

Een audit is een onderzoek van procedures en werkwijzen binnen de onderneming. Dit onderzoek kan intern gebeuren of via een externe partner. Bij een sociaal-ethische audit kan een label aangevraagd worden. Op die manier kunnen bedrijven zich onderscheiden.

  • AccountAbility 1000 (AA1000)
  • EFQM-model (European Foundation for Quality Management) 
  • SA8000 (Social Accountability)

De sociaal-ethische audit wordt opgezet binnen 4 domeinen:

  • sociaal beleid (kwaliteit arbeid, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden)
  • milieubeleid (soort energie, vervuilingsproces, gebruik van grondstoffen)
  • maatschappelijk beleid (stakeholders, mensenrechten, ontwikkelingssamenwerking, maatschappelijke thema’s)
  • economisch beleid (innovatie, correct klanten- en leveranciersbeleid, belastingen en sociale zekerheid)

De Verenigde Naties ontwikkelden in 2015 een actieplan om tegen 2030 de armoede terug te dringen en de planeet terug op de koers richting duurzaamheid te plaatsen. Daarvoor stelde ze 17 duurzame ontwikkelingsdoelen (sustainable development goals) samen binnen vijf grote thema’s:

  • People
  • Planet
  • Prosperity
  • Peace
  • Partnership

Eind 2022 werd door het Europees Parlement een nieuwe richtlijn goedgekeurd om van Europa het eerste klimaatneutraal continent te maken tegen 2050. Daarvoor wordt van ondernemingen gevraagd om (vanaf 2025) uitgebreid te rapporteren over een breed gamma aan initiatieven van duurzaam ondernemen. Er moet ook een extern auditor worden aangesteld ter controle van de publicaties.