THEMA 1 – Economie als systeem

OV1 – Kringloopmodel

Hoe kunnen we de relaties binnen een land in een overzichtelijk model gieten?

Begrippen

Welvaart is de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen kan bevredigd worden. Het gaat dus om de materiële rijkdom van een land en zijn inwoners. De welvaart wordt gemeten via het bbp of het bruto binnenlands product. Dat is de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten van een bepaald land gedurende één jaar. De productie van goederen en diensten hangt samen met de productiefactoren.

De evolutie van het bbp kan uitgedrukt worden op twee manieren. Het nominale bbp geeft de evolutie van het bbp in lopende prijzen weer. Dit betekent dat de invloed van de inflatie (of deflatie) niet uit het cijfer gezuiverd werd. Het reële bbp geeft de evolutie van het bbp in vaste prijzen weer. Hier werd de invloed van inflatie (of deflatie) wel uitgehaald.

Berekening

Voor de berekening van het bbp kunnen we de berekeningswijze van de Nationale Bank van België (NBB) volgen. Zij starten vanuit drie benaderingen: de productiebenadering, de inkomensbenadering en de bestedingsbenadering. De drie berekeningswijzen geven hetzelfde resultaat.

De productiebenadering gaat uit van de basisdefinitie van het bruto binnenlands product, de toegevoegde waarde die door alle ondernemingen van een land gerealiseerd wordt gedurende een jaar. Voor de inkomensbenadering bekijken we het bbp als bruto binnenlands inkomen, nl. alle vergoedingen voor de productiefactoren in een land gedurende een bepaalde periode. Als laatste kunnen we het bbp ook weergeven via de bestedingsbenadering. Dat kijken we naar alles wat wordt uiteindelijk bij de gebruiker en verbruiker terecht komt. Het bbp volgens de bestedingsbenadering is dan ook de som van de finale binnenlandse consumptie, de investeringen van ondernemingen en gezinnen, de overheidsbestedingen en de netto-export.

We kunnen ons voor de berekening ook baseren op de economische kringloop. We werken dan met dezelfde drie benaderingen:

  • bruto binnenlands product tegen marktprijzen: Ybm = Cg + Co + Ib + Io + (X-M)
  • bruto binnenlands inkomen tegen marktprijzen: Ybm = Ybg + Yog + Tin + Sb
  • bruto binnenlandse bestedingen tegen marktprijzen: Ybm = Cg + Co + Sg + So + Sb.

Het bbp kan ook weergegeven worden tegen factorkosten. Hierbij houden we enkel rekening met de zuivere productiekost.

economische kringloop

OV2 – BBP als welvaartsindicator

Kan het bbp ons iets meer vertellen over de welvaartsevolutie van een land? 

De welvaart van een land wordt niet enkel bepaald door het bbp. Het is een duidelijke indicator omdat hij concreet cijfermateriaal weergeeft. Wanneer we de welvaart van landen onderling willen vergelijken, moeten we de cijfers kritisch interpreteren. Het bbp zegt niets over de inkomensverdeling in een land, evenmin over de prijsverschillen tussen landen. Ook is de prijs niet altijd een correcte weergave van de waarde van een product. De consument zal soms meer waarde hechten aan een product dat het effectief waard is. Daarnaast wordt het bbp berekend op basis van markttransacties, maar illegale praktijken, zwartwerk en vrijwilligerswerk zit hier niet in vervat.

Om een correctere vergelijking tussen landen onderling te maken, kunnen we proberen om de prijsverschillen uit het bbp per capita te zuiveren. Het bbp in koopkrachtpariteit (kkp) of ‘purchasing power parity (ppp)’ houdt rekening met koopkrachtverschillen tussen verschillende landen. Wanneer het kkp per capita kleiner is dan het bbp per capita, is er een overschatting van het bbp. De rijkdom van de inwoners wordt dus overschat. Wanneer het kkp per capita groter is dan het bbp per capita, is er een onderschatting van het bbp en wordt de armoede van de inwoners overschat.

Toch gaat deze interpretatie van het bbp nog niet ver genoeg. Het bbp per capita is uiteindelijk ook maar een gemiddelde. Per land zijn er verschillende factoren die inkomensverschillen tot gevolg hebben.

Als we naar de inkomensspanning kijken, zien we dat België het in Europa helemaal niet zo slecht doet. Inkomensspanning wordt berekend door inkomensaandeel van de 10% rijksten van een land te delen door het inkomensaandeel van de 10% armsten van dat land. We spreken dan ook van de decielspanning. Wanneer we het percentage aanpassen naar 20% en 25%, spreken we respectievelijk van de quintielspanning en de quartielspanning.

Sinds de jaren 1990 wordt er gewerkt aan een nieuw vergelijkingsmodel. De Human Development Index (HDI) wordt door de Verenigde Naties gebruikt om landen te vergelijken op basis van inkomen, levensverwachting en scholingsgraad. Het inkomen wordt berekend via het bruto nationaal inkomen in koopkrachtpariteit per capita. De levensverwachting wordt bepaald bij de geboorte. De scholingsgraad is een combinatie van het verwacht aantal jaren scholing van een vijfjarige en het gemiddeld aantal jaren scholing dat een 25-jarige heeft genoten.

Toch komt er ook al kritiek op de HDI in de vorm van een nieuwe index: de Human Sustainable Development Index. Deze index houdt ook rekening met de koolstofemissies per capita.

Het is duidelijk dat we niet enkel bij het bbp blijven stilstaan om de welvaart (en welzijn) te bepalen. De Measure of Economic Welfare, de Better Life Index en het Bruto Nationaal Geluk zijn daar goede voorbeelden van.

Determinanten

Economische groei komt tot stand door de combinatie van enkele determinanten.

In de eerste plaats zal kapitaalvorming een belangrijke invloed hebben het bbp van een land, en dus ook op de economische groei. De determinant kapitaal kunnen we onderverdelen in goederenkapitaal en geldkapitaal. Goederenkapitaal bestaat uit alle investeringen die ondernemingen kunnen doen. Wanneer we dat zien stijgen, kan de productie stijgen. Geldkapitaal is het geheel van liquide middelen dat een onderneming ter beschikking heeft. Ze kan dat gebruiken om te investeren (= goederenkapitaal). Als de onderneming onvoldoende liquide middelen heeft, kan ze beroep doen op een financiële instelling. Particulieren kunnen dus onrechtstreeks bijdragen tot de economische groei van een land.

Er moet een gezonde balans zijn tussen sparen en investeren/consumeren. Indien er te weinig gespaard wordt, zal er meer kunnen geïnvesteerd en geconsumeerd worden, tot op het niveau dat de ondernemingen aankunnen met hun productiecapaciteit. Indien er te veel gespaard wordt, zullen er minder investeringen en consumptie kunnen plaatsvinden, waardoor de economie afgeremd wordt.

Een tweede determinant is arbeid. Arbeid moet op een efficiënte manier worden aangewend. Daarom is het belangrijk om zoveel mogelijk mensen op arbeidsleeftijd te activeren. Maar naast de kwantiteit, is ook de kwaliteit van de beroepsbevolking belangrijk. Ondernemingen zullen inzetten op opleiding, training en ervaring. De scholingsgraad van de bevolking bleek eerder al belangrijk voor de ontwikkeling van een land.

Technologie, maar vooral de technologische vooruitgang is een derde determinant die de economische groei zal beïnvloeden. Innovatie leidt tot nieuwe producten, wat leidt tot een toename van het bbp. Nieuwe technologieën helpen om efficiënter te produceren waardoor er meer kan geproduceerd worden. Dit leidt ook weer tot een toename van het bbp en dus tot economische groei. Wanneer innovatie zo ingrijpend is, spreken we van disruptie. Ze verstoort de markt helemaal en bedrijven die niet meedoen met de vernieuwingen, vallen onherroepelijk uit de boot.

De overheid zal proberen om elk van de determinanten te ondersteunen met de bedoeling om het bbp naar een hoger niveau te tillen en dus zo de welvaart te vergroten.

De determinant arbeid kan beïnvloed worden door de conjunctuur. Wanneer het goed gaat met de economie, zal de conjuncturele werkloosheid afnemen. Maar voor de structurele werkloosheid terug te dringen, is overheidstussenkomst nodig. Ze zal daarvoor proberen om de vraag naar arbeid te vergroten, zodat het evenwicht tussen vraag en aanbod teruggevonden kan worden. Daarvoor kan ze werkgevers aanmoedigen om bepaalde mensen in dienst te nemen. Maar ook het aanbod kan beperkt worden, door verminderde arbeid te stimuleren via premies. Ze kan er ook voor kiezen om het aanbod beter af te stemmen op de vraag, door bijkomende opleiding te geven aan werkzoekenden.

Aangezien kapitaalvorming een belangrijke determinant is om economische groei te garanderen, zal de overheid stimuleringsprogramma’s uitwerken om de aantrek van kapitaal mogelijk te maken, zoals belastingvoordelen bij het aangaan van een lening. Daarmee hangt ook samen dat bedrijven willen investeren in de nieuwste technologie, maar ook daar kan de overheid het pad effenen door premies uit te schrijven voor ecologische en duurzame projecten. Daarmee beschermt de overheid de technologische ontwikkeling van een land.