THEMA 3 – Inkomensongelijkheid en herverdeling

OV1 – Inkomensverdeling

Hoe kan inkomensongelijkheid gemeten worden? 

Elke inwoner van een land heeft een verschillend inkomen. Er zijn zeer rijke Belgen, terwijl er evengoed heel wat mensen onder de armoedegrens leven. Hoe is het inkomen van alle inwoners verdeeld? Op welke manier drukken we die inkomensongelijkheid uit?

Een deciel bevat 10 % van de gezinnen. Een opdeling in decielen laat je toe het inkomen van de armste groep te vergelijken met het inkomen van de rijkste groep. Op die manier krijg je de decielspanning.
De grafiek van de inkomensongelijkheid op basis van de gecumuleerde inkomensaandelen is de Lorenz-curve. Hierbij worden de gecumuleerde inkomensaandelen op de verticale as geplaatst en de gecumuleerde bevolkingsaandelen op de horizontale as.

bron: www.economielokaal.nl

De 45°-lijn geeft de situatie waarbij alle gezinnen hetzelfde inkomen hebben. De inkomensongelijkheid neemt toe naarmate de Lorenz-curve zich van de 45°-lijn verwijdert. Bij een volledig ongelijke inkomensverdeling wordt de Lorenz-curve voorgesteld als een rechte lijn op de x-as gevolgd door een verticale lijn aan de rechterkant van de figuur.

Een meerderheid van de Belgische gezinnen situeert zich tussen 10 000 en 30 000 euro inkomen. De inkomens in België zijn ongelijk verdeeld, maar dat is helemaal geen verrassing. Geen enkel land in de wereld, ook niet de communistische, heeft gelijke inkomens.

Met de Gini-coëfficiënt kun je de inkomensongelijkheid met een cijfer uitdrukken en zo internationale vergelijkingen tussen landen maken. België heeft in een internationale vergelijking geen grote inkomensongelijkheid. De overheid slaagt er dus in om via een herverdeling de grootste ongelijkheden weg te werken.

Het equivalent inkomen houdt rekening met de samenstelling van het gezin. Hiervoor deel je het gezinsinkomen door een factor. Het verkregen equivalent inkomen geeft de echte welvaart van het gezin weer. De Gini-coëfficiënt op basis van het equivalent inkomen is een betere maatstaf om de inkomensongelijkheid te beoordelen.

Wil je alle theorie nog eens zelfstandig doorlopen? Klik dan hier. Open de presentatie hieronder en navigeer via de knoppen. Op die manier kan je via een gestructureerde weg de leerstof opbouwen en inoefenen.

Wil je meer weten over hoe de formule van de Gini-coëfficiënt wordt opgesteld? Klik dan hier!

OV2 – Oorzaken van inkomensongelijkheid

Waardoor wordt inkomensongelijkheid gecreëerd?

De inkomens zijn ongelijk verdeeld. Dat komt omdat iedereen wel andere talenten of inkomensvormende eigenschappen heeft. Zo spelen opleiding, karakter, creativiteit, doorzettingsvermogen en IQ een grote rol in die ongelijkheid. Ze zijn niet gelijk verdeeld, maar wel normaal verdeeld. Dat betekent dat de meeste mensen wel wat inkomensvormende eigenschappen hebben. Er zijn er weinig die heel veel talenten hebben, maar ook weinig die heel weinig talenten hebben.

Daarnaast zijn er nog wel wat factoren die de ongelijke inkomensverdeling versterken. Zo zorgt je afkomst (bv. uit een rijke familie) ervoor dat je al dan niet een bepaalde opleiding kan genieten, waardoor je sommige inkomensvormende eigenschappen kan versterken. Productiviteitsverschillen tussen bepaalde sectoren zorgen er ook voor dat het inkomen hoger of lager ligt. Kapitaalintensieve sectoren (bv. farmacie) zijn productiever dan arbeidsintensieve sectoren (bv. bouw). Als in elke sector een IT’er aan het werk is, die beide dezelfde opleiding hebben genoten, zal er toch een verschil zijn in inkomen. De IT’er in de kapitaalintensieve sector zal meer verdienen dan zijn collega. De maatschappelijke waardering van een beroep zorgt ook voor een bepaalde status en daarbijhorend inkomen. Zo zal een piloot een hogere status kennen dan een winkelbediende en ongeacht het talent van beide, zal de piloot meer verdienen.

OV3 – Instrumenten van inkomensherverdeling

Op welke manieren kunnen de inkomens herverdeeld worden? 

Het inkomen is niet gelijk verdeeld in België. De overheid heeft enkele instrumenten om de inkomens beter te verdelen.

Bij de productie van goederen en diensten wordt de toegevoegde waarde verdeeld over de productiefactoren. Werknemers ontvangen een salaris, kapitaalverschaffers krijgen interest en ondernemers de winst. Die inkomensverdeling wordt door de economie bepaald. Je noemt ze de primaire inkomensverdeling.

Het primair inkomen wordt door de overheid verminderd met de socialezekerheidsbijdragen die door werknemers en zelfstandigen moeten worden betaald.

Het primair inkomen wordt door de overheid verhoogd met de inkomensoverdrachten van de sociale zekerheid: pensioenen, kinderbijslag, werkloosheidsvergoedingen, uitkeringen bij arbeidsongevallen, terugbetaling geneeskundige kosten en vervangingsinkomen bij ziekte. Sommige van die overdrachten zijn belastingvrij (bijvoorbeeld kinderbijslag), andere worden wel belast.

Na deze ingreep van de overheid spreek je van het belastbaar inkomen. Hierop wordt de personenbelasting berekend. De belastingvrije overdrachten (bijvoorbeeld kinderbijslag) mogen opnieuw toegevoegd worden om het beschikbaar inkomen te verkrijgen.

Het socialezekerheidssysteem en de personenbelasting zijn de twee belangrijkste herverdelingssystemen van België.

Het Belgische belastingstelsel met zijn getrapte progressie zorgt wel degelijk voor een verticale herverdeling (van de hogere naar de lagere inkomensklassen). In internationale vergelijkingen doet België het goed op het gebied van inkomensherverdeling.

De sociale zekerheid streeft een dubbel doel na: enerzijds verzekert de overheid de levensstandaard in geval van ziekte, pensioen en werkloosheid, en anderzijds is er de herverdeling van de sterkere schouders naar de zwakkere.

Bij de herverdelende taak van de sociale zekerheid moet je een onderscheid maken tussen de horizontale en de verticale herverdeling.

De horizontale herverdeling zorgt voor inkomensoverdrachten van actieven naar gepensioneerden, van werkenden naar werklozen. De verticale herverdeling gaat van de rijkere naar de armere decielen. De armste decielen gaan er ten gevolge van de socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen op vooruit, terwijl dat bij de rijkste decielen andersom is. Bijna alle uitkeringen, met uitzondering van de OCMW-uitkeringen en de kinderbijslagen, zijn gelijkmatig verspreid over de verschillende inkomenscategorieën. Armen en rijken delen allemaal in de voordelen van de sociale zekerheid.

OV4 – Armoede en armoedebestrijding

Hoe wordt armoede gemeten?